Scheelzien, ook wel “lui oog” of “wandelend oog” genoemd, is een aandoening waarbij één of beide ogen kunnen afwijken naar binnen, naar buiten, omhoog of omlaag.
Bij kinderen ouder dan zes maanden kan een wisselend scheelzien voorkomen. Dit kan in sommige gevallen normaal zijn, maar het is belangrijk dat het oogheelkundig onderzocht wordt om eventuele onderliggende problemen uit te sluiten.
Sommige kinderen worden geboren met scheelzien, terwijl het bij anderen het gevolg kan zijn van een verstoorde spierbalans in de oogspieren.
Tekenen en symptomen van scheelzien zijn onder andere: een kind dat scheel kijkt, moeite heeft met het inschatten van afstanden en voorwerpen oppakken, één oog dichtknijpt om beter te kunnen zien, of last heeft van duizeligheid.
Een vroege diagnose van de onderliggende oorzaak is essentieel om blijvend verlies van het gezichtsvermogen te voorkomen. De behandeling van scheelzien kan op verschillende manieren gebeuren: door het afdekken van het sterke oog om het zwakkere oog te stimuleren, het dragen van een bril, gebruik van oogdruppels, oogspieroefeningen of een operatie om de stand van de ogen te corrigeren.